In ons gebied, wat natuurlijk veel groter is dan verzonnen landsgrenzen, zijn een paar nieskruiden bijna thuis. Ze worden wel gebruikt als tuinplant, ook vroeger voor geneeskrachtige doelen en soms tijdens de kerst als huisplant zoals de kerstroos.

Bijvoorbeeld stinkend nieskruid, Helleborus foetidus. Het is een Midden Europese soort die tot in België voorkomt en ook in Zuid Limburg. De meningen zijn wat verdeeld maar zeker is dat de deze soort al heel lang voorkomt in onze buurt. Stinkend nieskruid staat in rijke bossen die meestal redelijk kalkrijk, in ieder geval niet zuur zijn. De bloeitijd is van eind december tot in april. Vroeg vliegende bijen (vaak hommels) komen op de bloemen af. Het heeft trossen met groene bloemen met een rozepaars randje.

Een andere soort, wrangwortel, Helleborus virides is ook zo’n soort. Deze komt uit Midden en Zuid Europa en is verhuisd naar ons gebied maar ook als sierplant en geneeskrachtige plant. Wrang is een veeziekte waar hij een geneesmiddel tegen zou zijn. Ook werd hij bij Stinzen geplant in het noorden van het land en is erkend Stinzenplant. De wrangwortel bloeit van februari tot april met groene bloemen.

De kerstroos, Helleborus niger is een bergplant die vooral in het lagere deel van hoge bergketens voorkomt. Deze is hier al heel lang bekend als sierplant en bloeit rond de kerst tot in maart.

Ook zijn er tamelijk veel kleurvarianten van de Oosterse kerstroos, Helleborus orientalis, vrij recent als tuinplant in zwang geraakt. Soms ook met naast lelijke gestippelde vervormde bloembladeren ook wanstaltige dubbele bloemvormen. Ze laten zich blijkbaar makkelijk manipuleren. Deze soort komt uit Zuid en Oost europa en verder. Ook zijn er uit deze streken nog meerdere soorten tot hedendaagse tuinplant bevordert. Ze bloeien meestal eind winter, vroeg voorjaar.

Het zijn geen van allen makkelijke tuinplanten. Ze hebben dus wat rijkere niet zure bosgrond nodig, in het voorjaar wel zon maar in de zomer niet en zeker niet erg droog maar ook niet te nat, bergbosjes/bosranden langs beken dus. Hier en daar wat verwerende rotsgrond, dat zijn de plaatsen waar ze zich lekker vinden.
Er zitten wat mineerders en luizen en schimmels op maar wonderen voor onze biodiversiteit, op vroeg vliegende bijensoorten na zijn het niet.
