
Beide spirea’s zijn prachtige tuinplanten. En ze komen ook nog eens in het wild voor in de door mij beschreven inheems “ruimte”
Moerasspirea, Filipendula ulmaria is een grote plant die het vooral goed doet aan slootkanten en in niet te droge greppels, in onze veengebieden en eigenlijk overal wel waar water en niet te voedselarme grond een combinatie zijn. Hij kan wel 150 cm hoog worden en bloeit in de zomer tot in de herfst, vooral als hij een keer gemaaid wordt. (Meer maaien, meer bloemen in dit geval!) Trekt vlinders bijen en tal van andere insecten aan op de bloemen maar ook als waardplant. De bloemen zijn bijzonder geurig ook na drogen en het was ooit de bron van salicylzuur, de pijnstiller van het asperientje. Nu wordt die stof en zijn opgevolgers synthetisch gemaakt.

In de tuin doet het ook wel op wat drogere plekken maar blijft dan kleiner en kan na verloop van jaren verdwijnen. Langs de vijver is het een enthousiaste groeier en bloeier.

Knolspirea, Filipendula vulgaris, is een voor Nederland heel zeldzame soort maar in ons beschreven gebied komt hij voor langs beken en in grazige weitjes op drogere stukken, wat vaker over de grens dan bij ons. Het lijkt er op dat hij ook wat kalkrijkere grond waardeert maar in de praktijk is hij behoorlijk bodemvaag, vandaar dat je hem ook wel als tuinplant ziet, soms met dubbele bloemen, maar dat is desastreus voor de insecten.. De extra bloemblaadjes worden gevormd van meeldraden, dus minder voedsel voor bloembezoekers. Sinds 2017 is de knolspirea wettelijk beschermd!
Knolspirea groeit ook drogere plekken en vormt in de loop der jaren een enorme knol waar tal van bloeiaren uit ontstaan zo eind mei tot juli. Wanneer je de uitgebloeide bloemen er uit haalt (maaien dus!) begint hij vaak weer opnieuw net als de moerasspirea.
Beide soorten zijn meestal op de kwekerij verkrijgbaar.